Stroke survivor
Een statistisch puntje op een grafiek, een scan op een scherm, een voetnoot bij een onderzoek, bleek ik te zijn toen ik meekeek door de bril van de dokter naar zijn realiteit. Het was tijdens een controleafspraak bij ‘mijn’ revalidatiecentrum. De plek waar ik in driekwart jaar van bed gebonden mezelf naar het restaurant kon brengen om frites te eten met een meesterlijk uitzicht op oude bomen die bijna in het gebouw stonden.
wensen
De dokter riep mijn naam, ging achter mij lopen in de lange gang om mijn skills te beoordelen en in de spreekkamer hoorde hij mijn wens: “Ik wil graag oefeningen voor rechterhand, -arm en -been om nog meer van mijn oude zelf terug te winnen, omdat ik ervaar dat er nog steeds iets terug te winnen valt”. Hij onderzocht arm en been en kwam met oplossingen: een beenspalk en een handspalk om het spasme in betere banen te leiden. En, nou ja vooruit: drie maanden arm-handtherapie omdat ik dat zo graag wilde. Maar ook geen dag langer. De fysio greep ik aan. De spalken liet ik liggen.
onenigheid
Bovendien was de dokter het oneens met mij, zoals hij meerdere malen opmerkte. Over wat precies? Over de statistieken die hem vertelden dat één jaar na een hersenbloeding geen progressie meer te boeken viel. Terwijl ik pleitte voor meer oefenen vanwege de progressie die ík nog steeds ervoer. Ik bepleitte het ook voor mijn mede stroke survivors. Vooruitgang na een jaar was niet wat onderzoek uitwees. Dus niet waar. Tsjonge, wat voelde mijn hand zich sneu en mijn been zich mank. De hoop, mijn drive om te blijven oefenen, werd vierkant van tafel geveegd. De hoop om iedere dag weer iets te winnen. De hoop die mij iedere dag weer deed opstaan. Het was een patstelling in de spreekkamer: de wetenschappelijke wijsheid van een dokter tegenover de wijsheid van een patiënt die leeft met ‘de gevolgen van’. Twee verschillende talen in de spreekkamer. Twee mensen die elkaar maar moeilijk begrepen terwijl ze over hetzelfde onderwerp spraken.
speech
Na de drie maanden fysiotherapie ging ik weer op audiëntie bij de dokter. Gewapend met een ‘progressie-brief’ van de therapeut, een speech op papier (ongeveer de tekst van hierboven) en wat bibberatie. Mijn voorleesstem liet me niet in de steek, de speech kwam aan. Niet dat de dokter van zijn statistieken afweek, nee, hij rubriceerde mij als de uitzondering op de regel. Maar, hij zou mijn casus voor ogen houden als zich een vergelijkbaar ‘geval’ voordeed. Ik hoop dat er zich veel gevallen voordoen.