Niet klagen met gezonde botten
Door de droogte van afgelopen zomer zijn veel bomen verzwakt op Petersburg en dat betekent: zagen en dat betekent ook: wegwezen. Na ampele overwegingen besluit ik mijn heil in Groenlo te zoeken. Vrijdag heen en zaterdag terug, beide dagen met trein, bus én fietsend naar en van het station. Het buitenformaat driewielfiets wordt toegelaten in de stalling; een pak van m’n hart. Ik hoef niet onverrichter zake terug naar het rumoerige bos. Na twee treinen hink ik in Lievelde gehaast naar de bus en hoor ik de chauffeur zeggen: ‘mòj Mirjam’. Het is mijn neef. ‘Wat loop ie toch slecht’ zegt hij op z’n Achterhoeks en hij bedoelt: hoe gaat het met je?
Prachtig mooi
Na een rustpauze in mijn leegstaande ouderlijk huis loop ik richting de Molenberg, onderweg narcissen en biscuitjes gekocht voor mijn moeder. In de huiskamer zit iedereen aan de koffie, Selma tikt haar rapportages, en ik zie mam met gladgekamde haren. Eerst woel ik het haar in de natuurlijke slag, pluk een dozijn verdwaalde haren van het vest en vraag of ze op haar kamer wil zitten, de kamer die nog steeds weinig sfeer heeft en die eerst weer van het slot moet. Mam oogt wat mat – ik vraag me af of ze ‘s middags standaard op bed mag liggen. We leuken het prikbord op met letters en foto’s, mam oefent de spelling van de woorden Molenberg en Groenlo, en vindt vooral de kleuren van de letters heel mooi. Ze licht ook op bij haar eigen trouwfoto. Vooruitlopend op de mening van de verzorging zegt ze: ‘gisteren stond er een zuster heel lang het bord te kijken en ze vond het prachtig mooi.’
Meerdere keren vraagt ze waarom ze hier is gekomen, ik vertel wederom het verhaal van de hond die tegen haar rollator sprong. Dat verhaal herkent ze. Het is al een oud verhaal, want niemand weet hoe ze echt aan de pijnlijke heup is gekomen waardoor ze vorig najaar in het ziekenhuis belandde en uiteindelijk in het verpleeghuis. Het voor mij nieuwe gezegde uit de oneindige reeks van mam is vandaag: niet klagen met gezonde botten.
Als ze naar het toilet gaat komt ze niet meer terug, is ook niet in de huiskamer. Ik vind haar aan het andere eind van de afdeling, zoekend naar … ja, naar wat? Naar iets bekends, maar er is niets bekends voor haar, nieuwe dingen opslaan lukt niet meer. Ach lieve moeder.
Er is vanmiddag een verzorger die geïmproviseerd en met luide stem ‘Willemien’ zingt als hij haar op de gang ziet, ik hoor het vanuit haar kamer en vang daardoor een glimp op van hoe het kan zijn gedurende de dag. Mam weet gelukkig nog steeds mensen voor zich in te nemen.
De volgende dag leunt op het perron in Lievelde de machinist uit het raampje en roept: ‘mòj Mirjam!’ Vandaag bestuurt mijn neef de trein de Achterhoek uit.