Drie wielen
‘Ik ga echt niet op een driewieler!’ zei ik stellig tijdens de tweemaandelijkse bespreking in het revalidatiecentrum met alle therapeuten en de arts. De week erna liepen twee fysiotherapeuten naast mij terwijl ik iets deed wat op fietsen leek. Fietsen op een tweewieler. Gaandeweg voerde ik het tempo wat op en kon alleen de meest fitte fysio mij nog bijhouden. Maar er zat een grens aan.
een heuvel te ver
Thuisgekomen bleek ik met één hand aan het stuur en een voet vastgebonden aan de trapper, de tocht naar de stad niet te kunnen maken. De afstand was te lang. Het was gewoonweg een heuvel te ver.
Ik verloor. Ik verloor mijn hoop op herstel. Ik verloor het genot van fietsen. Ik verloor de vrijheid om te gaan waar en wanneer ik wilde gaan. Ik verloor het beeld van mijzelf als een fitte vrouw. En de invalidenclub: daar wilde ik niks van weten.
je mag blij zijn
In het geniep googelde ik op driewielers, waardoor de dagen erna, te pas en te onpas, diverse opties in beeld kwamen. Waar bemoeide Google zich mee! Maar die driewiel-ligfiets, ja, die was in wezen zo gek nog niet; hoefde mijn rechterhand niet omhoog naar het stuur te grijpen en een accu verstopt onder het bagagerek zou mijn actieradius vergroten. Na een onnavolgbare weg van bureaucratie kon ik na een jaar een driewiel-ligfiets in mijn schuurtje parkeren. In dat jaar werkte ik aan mijn relatie met de driewieler:
‘Je mag blij zijn dát je er nog bent’, zei mijn rechterhersenhelft.
‘Ja hoor, ik ben ontzettend blij na de hersenbloeding’, sneerde de cynische linkerhelft.
‘Het verlies aan waardigheid zit alleen maar in jouw hoofd.’
‘Jaja, en jij hebt nooit lacherig gedaan over een driewieler?’
‘Maar je fietst!’
‘Tja, zes kilometer met ondersteuning …
dubbeltaken
De eerste keer ging ik fietsen onder begeleiding, want liggend sturen en de versnelling, handremmen en motor in de juiste volgorde bedienen én op het verkeer letten, dat waren heel wat taken tegelijkertijd. En alles met links, terwijl de rechterhand trachtte de fiets op de weg te houden. De stad was nog steeds ver weg. En toch kwam de dag dat ik met de fiets met drie wielen de stad inging en daar stond het kleine opdondertje met zonnebril langs het fietspad zich te vervelen, terwijl zijn moeder de boodschappen uitpakte. Ik fietste zo nonchalant mogelijk langs toen hij riep: ‘Kijk mam, wat een koele fiets!’